Machineveiligheid
Werken met lasers
In de praktijkruimte Kunststof en composieten wordt gewerkt met optische, niet-ioniserende straling bijvoorbeeld bij laser(snij)technieken. Omdat afgeschermde systemen met interlock-beveiliging worden gebruikt, zijn de risico’s bij normaal gebruik beperkt. Beschermende maatregelen zijn dan niet nodig. De meeste risico’s kunnen ontstaan bij onderhoud.
Wettelijke eisen
- Op het laserapparaat moet een etiket aangebracht met daarop het soort laser, de klasse en het bundelvermogen.
Klassen |
Omschrijving |
1 en 1M |
Veilig: |
2 en 2M |
Niet volledig veilig: |
3R |
Beperkt gevaarlijk: |
3B |
Gevaarlijk: |
4 |
Zeer gevaarlijk: |
Klassen 2 t/m 4 dienen met een geel etiket te worden aangegeven op het apparaat.
Een blootstellingsbeoordeling is vereist als er redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de kunstmatige optische straling tot gezondheidsschade kan leiden. Bij gebruik van een laser van klasse 3B of 4 is normaal gesproken een risicobeoordeling vereist, behalve als de werkgever de collectieve beschermingsmaatregelen treft waarvan de fabrikant aangeeft dat die de risicoklasse tot 1 verlagen, zoals een geheel gesloten systeem met interlockbeveiliging. Die interlockbeveiliging zorgt ervoor dat de laserbewerking alleen kan plaatsvinden bij een volledig gesloten deur van de omkasting.
Maatregelen
- Gebruik voor lasersnijden alleen een gesloten systeem met interlockbeveiliging.
- Zie toe op een juiste toepassing van de aanwijzingen van de fabrikant/leveranciers over gebruik, reiniging en beschermingsmaatregelen.
- Onderhoud en controle moet worden uitgevoerd door daarvoor opgeleide technici. De omkasting mag alleen worden verwijderd door speciaal opgeleide technici. Onderhoud vindt plaats op basis van een onderhoudsplan.
- Geef, voorafgaand aan hun werkzaamheden met lasers, de betrokken medewerkers en studenten voorlichting en onderricht over de risico’s op het gebied van machineveiligheid en over de te nemen maatregelen. Neem dit onderdeel ook op in het lesprogramma voor studenten.
Werken met 3D-printers
3D-printen is een verzamelnaam voor driedimensionale printprocessen waarbij op basis van digitale driedimensionale tekeningen laag na laag producten worden geprint en opgebouwd. Daarvoor worden uiteenlopende technieken gebruikt. Het 3D-printen is nog steeds in ontwikkeling.
Op het gebied van machineveiligheid zijn er bij 3D-printers vier aandachtsvelden:
- aanraking hete delen
- bewegende delen
- elektriciteit
- voorlichting en onderricht
Aanraking hete delen
De temperatuur in de printkop van een 3D-printer kan oplopen tot circa 300 graden Celsius en die van het printbed tot zo’n 100 graden Celsius.
- Docenten en andere toezichthouders zorgen dat zij de gebruikersvoorschriften van de fabrikant/leverancier kennen, en zorgen dat bij gebruik van de 3D-printer door henzelf of door studenten deze voorschriften worden gevolgd. (Zie verder het onderdeel hieronder over Voorlichting en onderricht).
- De 3D-printers zijn zo opgesteld en afgeschermd dat docenten en studenten die geen gebruik maken van de printer zich daar niet rondom begeven
- Het aanraken van hete delen (tijdens en meteen na het printen) wordt geminimaliseerd en vindt wanneer noodzakelijk alleen plaats als beschermde handschoenen worden gedragen die voldoen aan de aanwijzingen van de fabrikant/leverancier.
Bewegende delen
Sommige 3D-printers werken met een beweegbare printkop die over een X-, Y- en Z-as beweegt. De printkop van de 3D-printer kan onverwachts gaan bewegen als de gewenste temperatuur bereikt is. Door het bewegen in drie verschillende richtingen is er bij niet-gesloten/niet-afgeschermde systemen van 3D-printers het gevaar op klem zitten van vingers. Datzelfde geldt bij eventuele bereikbare drijfriemen. Hoewel de motoren in 3D-printers die deze bewegingen aanvoeren niet krachtig genoeg zijn om ernstig letsel toe te brengen, zijn de volgende maatregelen vereist:
- Kies bij aanschaf van 3D-printers zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd voor gesloten modellen, zodat de bewegende delen zijn afgeschermd.
- Docenten en andere medewerkers die werken met 3D-printers zorgen dat zij de gebruikersvoorschriften van de fabrikant/leverancier kennen, en zorgen dat bij gebruik van de 3D-printer door henzelf of door studenten deze voorschriften worden gevolgd. (Zie verder het onderdeel hieronder over Voorlichting en onderricht).
- De 3D-printers zijn zo opgesteld en afgeschermd dat docenten en studenten die geen gebruikmaken van de printer zich daar niet rondom begeven.
- Er wordt op toegezien dat gebruikers zich niet met loshangende haren en/of kleding in de buurt van een 3D-printer begeven.
- De 3D-printer is voorzien van een noodstop die voldoet aan de eisen zoals die zijn weergegeven in maatregel 4 van de algemene informatie over machineveiligheid in deze arbocatalogus.
Elektriciteit
- Een 3D-printer beschikt over een nulspanningsbeveiliging, die voorkomt dat de printer na een stroomstoring meteen weer in beweging komt als de storing is opgeheven.
- Zorg voor veiligheidsaarding en maak alleen gebruik van printers als de snoeren en stopcontacten onbeschadigd zijn.
- Geef, voorafgaand aan hun werkzaamheden, studenten voorlichting en onderricht over de risico’s bij het gebruik van 3D-printers en over de te nemen maatregelen. Neem dit onderdeel ook op in het lesprogramma voor studenten.
- Plaats machine-instructiekaarten bij 3D-printers waarop de risico’s en de benodigde maatregelen overzichtelijk worden weergegeven met korte teksten, foto’s en pictogrammen.
NB: De risico’s van gevaarlijke stoffen bij het werken met 3D-printers zullen later nog worden beschreven in de module Gevaarlijke stoffen van deze arbocatalogus.